Een overzicht van de soorten aktes waarnaar verwezen wordt:
voor 1811
|
1811 – heden
|
||
D(kerk) | Doopboek (kerkelijke gezindte) | BSG | Burgerlijke stand Geboorteregister |
T (kerk) | Trouwboek (kerkelijke gezindte) | BSH | Burgerlijke stand Huwelijksregister |
B | Begrafenisboek | BSO | Burgerlijke stand Overlijdensregister |
G | Gaarderregister1 | BR | Bevolkingsregister |
MS | Memorie van Successie2 |
1 Gaarderregister
In 1695 werd in het gewest Holland een belasting op het trouwen en het
begraven ingevoerd. Deze belasting (impost) werd geregistreerd en geïnd door de gaarder.
Degenen die aangifte kwamen doen van een voorgenomen huwelijk of een overlijden werden
ingedeeld in classen, afhankelijk van hun welstand. De meesten werden ondergebracht
in de classe Pro Deo. Zij werden wel geregistreerd, maar hoefden niets te betalen. Anderen,
die meer gegoed waren, konden ingedeeld worden in de classen van 3, 6, 15 of 30 gulden.
2 Memorie van Successien
Bij wet van 27 december 1817 stelde de overheid verplicht dat bij
elk sterfgeval alle erfgenamen schriftelijk aangifte moesten doen van wat de overledene had
nagelaten, zodat over de waarde daarvan belasting geheven kon worden. Dit moest gebeuren binnen
een termijn van zes maanden na het overlijden van de erflater. De ontvanger van het
successierecht taxeerde de waarde van de vermogensbestanddelen en stelde het overzicht van
baten en lasten samen.
De memorie bevat de naam van de overledene, de plaats van overlijden, burgerlijke staat en de
namen van alle erfgenamen en legatarissen. Bij de opsomming van de nagelaten onroerende
goederen worden aard, grootte en ligging en soms de veldnaam van ieder goed vermeld, na
invoering van het kadaster in ieder geval vanaf 1842 met de kadastrale perceelaanduiding.
Als er een testament of huwelijkscontract is, wordt de datum ervan, de notaris die de akte
heeft opgemaakt en zijn vestigingsplaats vermeld. Als er geen laatste wilsbeschikking is
opgemaakt, wordt vermeld dat de erflater ab intestato (zonder testament) is overleden.
Gedetailleerde gegevens over andere bezittingen, bijvoorbeeld de inboedel, handelswaren,
contanten, banksaldi, erfpachten, grondrenten, lijfrenten, effecten, andere belangen in
ondernemingen en inkomsten als loon, pacht en huur, zijn alleen opgenomen wanneer er
successierecht moest worden betaald. Dat was het geval als de erfenis, na aftrek van
schulden, meer dan driehonderd gulden waard was.
Men hoefde ook geen belasting te betalen, wanneer er alleen erfgenamen in de rechte lijn
waren (kinderen, kleinkinderen, ouders, grootouders). Vanaf 1878 werd ook deze groep belast,
maar alleen als de erfenis (na aftrek van schulden) meer dan duizend gulden bedroeg.
Voorgangers van de memories van successie
Ook in de periode 1806-1817 werd al successiebelasting geheven. Voor onderzoek naar de
vermogenspositie van voorouders die in deze jaren zijn overleden, kunnen de archieven
geraadpleegd worden van de:
- Gequalificeerden van de belastingen op het recht van successie, 1806-1811
- Regulateurs van de belasting op het recht van successie, 1814-1817
In de jaren 1812-1813 is geen successierecht geheven. De Franse wet kende geen afzonderlijke
successiebelasting. Er gold alleen een belasting op de overgang van onroerend goed.
Oude beroepen
Voor zover dat uit de akten blijkt, zijn ook de beroepen van de mensen in deze
genealogie vermeld. Van veel beroepen is het wel duidelijk, wat men precies deed,
maar een aantal beroepen zijn niet meer bekend – in elk geval niet onder de naam
die er indertijd aan gegeven werd.
In die gevallen geef ik een toelichting, waarvoor ik dankbaar gebruik heb gemaakt van:
J.B. Glasbergen, Beroepsnamenboek, Beroepsaanduidingen voor 1900 in
Nederland en België, uitg. L.J.Veen/Taalfonds, ISBN 90.204.0459.8.