In twee (zij)lijnen van onze families komen mensen voor uit de kolonie Wilhelminaoord. Een van die personen is Arie Roesteen (* 1809, Oudewater). Een klein fragment uit zijn verhaal werd gevonden in de archieven van de Maatschappij van Weldadigheid. Dhr. W. Schackmann vond het en maakte er een mooi verhaal van.

De kleding tot op het bloote ligchaam nagezien

Met hun aankomst op woensdag 4 juli 1821 behoren Hendrik Jans Duijker en zijn gezin tot de eerste bewoners van Wilhelminaoord. Duijker is ongeveer 34 jaar, evenals zijn echtgenote Wijtske, en ze hebben acht kinderen. Ze komen uit Workum en daar had Hendrik vroeger het beroep ‘kuiper’ uitgeoefend en Wijtske dat van ‘spinster’.

Kinderarbeid

Omdat de kinderen nog klein zijn is er wat weinig arbeidskracht in huis en daarom worden er twee wezen aan toegevoegd uit het weeshuis van het Zuid-Hollandse Oudewater. De 11-jarige Arie Roesteen en zijn zeven jaar oudere zuster Janna. Dat zijn twee harde werkers en omdat Hendrik Jans ‘zelfs een man is, die door sterken arbeid veel geld wint’, behoren de inkomsten van het samengestelde huisgezin tot de hoogste van de kolonie.

Klachten

Maar na een half jaar komen er klachten. De Regenten van het Weeshuis te Oudewater hebben vernomen dat hun twee pupillen niet regelmatig naar de kerk gaan. Over de Duijnkers hebben zij gehoord dat die ‘door het vloeken, de slegtste voorbeelden’ geven en met name de jonge Arie zou er zeer armetierig bijlopen. Hij zou ‘somwijl zonder koussen en als in lompen gehuld’ gaan. Verder is vernomen dat hij bij zijn gastgezin ‘zoo veel honger lijdt, dat hij bij andere kolonisten een stuk brood moet vragen’. Zulke klachten worden serieus genomen en de directeur van de kolonie gaat op onderzoek uit.

Kleding

Dat het jongentje Arie in lompen loopt is geheel onwaar, meldt hij. ‘Zoo zelfs, dat ik het gisteren onverwagt bij de spinzaal aantrof en aangenaam wierdt verrast, daar het zelve zodanig te vinden, dat slechts de linnen broek aldien behoorde te zijn gerepareerd.’ De directeur houdt niet van half werk: ‘Niet te vreden met het uitwendige heb ik de kleding tot op het bloote ligchaam nagezien, en zelfs het hemd schoon en zonder de minste verzuiming hersteld gevonden.’

Voeding

Vervolgens wil hij rond etenstijd een kijkje nemen bij het gastgezin, maar hij komt te laat. ‘Toen ik gisteren bij Duijker kwam, was daar reeds gegeten.’ Maar de vrouw des huizes toont hem ‘het overschot, bestaande in een grote portie gort, waar over vet en stroop’ en dat lijkt de directeur een goede en voedzame maaltijd.

Taalgebruik

Alleen bij één aspect heeft hij twijfels, hij kan zich voorstellen dat Arie ‘door te hoog vloeken’ een slecht voorbeeld krijgt. ‘Duijker en derzelver vrouw bij wien dit kind is ingedeelt zijn menschen enigsints ruw.’

Kinnesinne

De conclusie van de directeur is, dat de klachten onterecht zijn. En hij heeft ook een vermoeden hoe ze in de wereld gekomen zijn.
Er wonen in Wilhelminaoord twee kolonistengezinnen uit Oudewater. De directeur denkt dat die graag de twee harde werkers Roesteen in huis willen hebben en dat zij daarom ‘de kinderen tot het inbrengen van klagten hebben aangespoort’. Dat plannetje gaat dus niet door. De directeur plaatst de twee weeskinderen wel over, want de regenten in Oudewater moeten te vriend gehouden worden en hij weet nog wel een gezin waar minder ‘hoog’ gevloekt wordt. Maar ze gaan niet naar die kolonisten uit Oudewater!

Wil Schackmann

Dit artikel en meer verhalen uit de kolonie kunt u nalezen op de site Dorpsgemeenschap Frederiksoord Wilhelminaoord

 

Verhalen uit de kolonie Wilhelminaoord

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.